Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hausa

cms/verbs-webp/70624964.webp
farfado
Mu farfado sosai a lokacin muna gidan wasa!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
cms/verbs-webp/119269664.webp
ci
Daliban sun ci jarabawar.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/75423712.webp
canza
Wuta ya canza zuwa mai rawa.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/116067426.webp
gudu
Duk wanda ya gudu daga wuta.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/89636007.webp
rubuta
Ya rubuta a kan aikin.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/106608640.webp
amfani da
Har kan yara suna amfani da kwamfutoci.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/32180347.webp
cire
Danmu ya cire duk abin da yake samu!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/115847180.webp
taimaka
Duk wani ya taimaka a kafa tent.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/75508285.webp
jira
Yara kan jira yin salo da kasa.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/33599908.webp
bada
Kiyaye suke son su bada makiyan gida.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
cms/verbs-webp/120978676.webp
wuta
Wutar zata wuta ƙasar ban da daji.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/111615154.webp
kai gida
Uwar ta kai ‘yar gida.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.