Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hausa

cms/verbs-webp/116932657.webp
samu
Ya samu penshan mai kyau lokacin tsofaffiya.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/49853662.webp
rubuta a kan
Masu sana‘a sun rubuta a kan dukkan ƙwallon.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/106851532.webp
duba juna
Suka duba juna sosai.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/33564476.webp
kawo
Mai sauƙin abinci ya kawo abincin nan.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/109766229.webp
ji
Yana jin kanshi tare da kowa yana zama.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/85968175.webp
haska
Mota biyu sun haska a hatsarin mota.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/113885861.webp
cutar ta shiga
Ta cutar ta shiga tana da virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/95190323.webp
zabe
Ake zabawa ko a yayin ko a ƙarshe na wani zabin.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/110056418.webp
magana
Dan siyasa yana yi wa ɗaliban magana a gaban mutane.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/63457415.webp
gajere
Dole ne a gajeranci abubuwan da suka shafi yara.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/119289508.webp
rike
Za ka iya rike da kuɗin.
houden
Je mag het geld houden.
cms/verbs-webp/82604141.webp
zubar
Ya fado kan gwal da aka zubar.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.