Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hausa

cms/verbs-webp/74908730.webp
haifar
Mutane da yawa suke haifawa haraji.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/117421852.webp
zama abokai
Su biyu sun zama abokai.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/108556805.webp
duba ƙasa
Na iya duba kasa akan jirgin ruwa daga taga.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/121112097.webp
zane
Na zane hoto mai kyau maki!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/65199280.webp
bi
Uwa ta bi ɗanta.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/111892658.webp
aika
Ya aika pitsa zuwa gida.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aika
Kamfanin yana son aika wa mutane fiye.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/17624512.webp
zama lafiya da
Yaran sun buƙata su zama lafiya da shan hannun su.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
faɗa
Ma‘aikatan wasan suna faɗa tsakaninsu.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/123786066.webp
sha
Ta sha shayi.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wanke
Uwa ta wanke yaranta.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/122224023.webp
maida baya
Da zarar ya zo zamu maida agogonmu baya.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.