لغت
یادگیری افعال – هلندی

vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
بخشیدن
من بدهیهای او را میبخشم.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
کاوش کردن
فضانوردان میخواهند فضای بیرونی را کاوش کنند.

naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
بیرون دویدن
او با کفشهای جدید بیرون میدود.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
در آغوش گرفتن
مادر پاهای کوچک نوزاد را در آغوش میگیرد.

draaien
Je mag naar links draaien.
پیچیدن
شما میتوانید به چپ بپیچید.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
گپ زدن
دانشآموزان نباید در کلاس گپ بزنند.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
قبول کردن
بعضی از مردم نمیخواهند حقیقت را قبول کنند.

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
ملاقات کردن
آنها اولین بار یکدیگر را در اینترنت ملاقات کردند.

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
حذف کردن
چگونه میتوان لک وین زرد را حذف کرد؟

beginnen
School begint net voor de kinderen.
شروع کردن
مدرسه تازه برای بچهها شروع شده است.

naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
به خانه رفتن
او بعد از کار به خانه میرود.
