لغت
یادگیری افعال – هلندی

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
کشف کردن
دریانوردان یک سرزمین جدید کشف کردهاند.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
سفر کردن
او دوست دارد سفر کند و بسیاری از کشورها را دیده است.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
تمیز کردن
کارگر پنجره را تمیز میکند.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
صدا کردن
معلم من اغلب به من صدا میزند.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
صحبت کردن
او میخواهد با دوست خود صحبت کند.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
آویختن
هر دو بر روی شاخ آویختهاند.

meekomen
Kom nu mee!
همراه شدن
الان همراه شو!

sturen
Hij stuurt een brief.
فرستادن
او یک نامه میفرستد.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
خش خش کردن
برگها زیر پاهای من خش خش میکنند.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
واجد شرایط بودن
افراد مسن واجد شرایط برای دریافت بازنشستگی هستند.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
بررسی کردن
دندانپزشک دندانهای بیمار را بررسی میکند.
