لغت

یادگیری افعال – هلندی

cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
کار کردن
موتورسیکلت خراب است؛ دیگر کار نمی‌کند.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
وارد شدن
او اتاق هتل را وارد می‌شود.
cms/verbs-webp/105785525.webp
op handen zijn
Een ramp is op handen.
نزدیک بودن
یک فاجعه نزدیک است.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
پیشنهاد دادن
تو به من برای ماهی‌ام چه پیشنهاد می‌دهی؟
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
حرکت کردن
برادرزاده‌ام حرکت می‌کند.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
ناراحت شدن
او ناراحت می‌شود زیرا او همیشه خر خر می‌کند.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
با کسی حرف زدن
کسی باید با او حرف بزند؛ او خیلی تنها است.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
بررسی کردن
او بررسی می‌کند که چه کسی در آنجا زندگی می‌کند.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
خوابیدن
آن‌ها می‌خواهند بالاخره یک شب به خواب بروند.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
اعتماد کردن
ما همه به یکدیگر اعتماد داریم.
cms/verbs-webp/41918279.webp
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
فرار کردن
پسرم می‌خواست از خانه فرار کند.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
آویختن
هر دو بر روی شاخ آویخته‌اند.