لغت

یادگیری افعال – هلندی

cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
باریدن
امروز بسیار برف باریده است.
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
فرار کردن
گربه ما فرار کرد.
cms/verbs-webp/73649332.webp
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
فریاد زدن
اگر می‌خواهید شنیده شوید، باید پیام خود را به طور بلند فریاد بزنید.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
بیرون دویدن
او با کفش‌های جدید بیرون می‌دود.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
ترک کردن
او شغل خود را ترک کرد.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
خریدن
آنها می‌خواهند یک خانه بخرند.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
بار آوردن
کار دفتری به او زیاد بار می‌آورد.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
بحران کردن
همکاران مشکل را بحران می‌کنند.
cms/verbs-webp/105238413.webp
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
ذخیره کردن
شما می‌توانید در هزینه گرمایش پول ذخیره کنید.
cms/verbs-webp/80356596.webp
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
خداحافظی کردن
زن خداحافظی می‌کند.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
آویخته شدن
گهواره از سقف آویخته شده است.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
مصرف کردن
او یک قطعه کیک مصرف می‌کند.