لغت
یادگیری افعال – هلندی

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
اعتماد کردن
ما همه به یکدیگر اعتماد داریم.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
اصلاح کردن
معلم مقالات دانشآموزان را اصلاح میکند.

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
دانستن
بچهها خیلی کنجکاو هستند و الان زیاد میدانند.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
پرداخت کردن
او با کارت اعتباری پرداخت کرد.

studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
مطالعه کردن
زنان زیادی در دانشگاه من مطالعه میکنند.

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
پوشاندن
او نان را با پنیر پوشانده است.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
نوشتن روی
هنرمندان روی تمام دیوار نوشتهاند.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
غلبه کردن
ورزشکاران بر آبشار غلبه کردند.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
وابسته بودن
او نابینا است و به کمک بیرونی وابسته است.

eisen
Hij eist compensatie.
خواستن
او خسارت میخواهد.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
به خوبی دیدن
من با عینک جدیدم همه چیز را به خوبی میبینم.
