لغت
یادگیری افعال – هلندی

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
عادت کردن
کودکان باید به مسواک زدن عادت کنند.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
اخراج کردن
رئیس من مرا اخراج کرده است.

spellen
De kinderen leren spellen.
املاء کردن
کودکان در حال یادگیری املاء هستند.

samenwerken
We werken samen als een team.
همکاری کردن
ما به عنوان یک تیم همکاری میکنیم.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
کاوش کردن
انسانها میخواهند کره مریخ را کاوش کنند.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
انتظار داشتن
خواهرم منتظر فرزند است.

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
استخدام کردن
متقاضی استخدام شد.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
ضمانت کردن
بیمه در موارد تصادف محافظت را ضمانت میکند.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
انتخاب کردن
انتخاب کردن آن یکی درست سخت است.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
مرتب کردن
او دوست دارد تمبرهای خود را مرتب کند.

draaien
Ze draait het vlees.
چرخاندن
او گوشت را چرخاند.
