لغت
یادگیری افعال – هلندی

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
سازگار شدن
دعوات خود را پایان دهید و سرانجام با هم سازگار شوید!

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
شرکت کردن
او در مسابقه شرکت میکند.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
انتخاب کردن
او یک عینک آفتابی جدید انتخاب میکند.

missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
از دست دادن
او فرصت گل زدن را از دست داد.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
احساس کردن
او اغلب احساس تنهایی میکند.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
هل دادن
پرستار بیمار را در ویلچر هل میدهد.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
پیشنهاد دادن
تو به من برای ماهیام چه پیشنهاد میدهی؟

beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
دویدن
ورزشکار در حال آمادهشدن برای دویدن است.

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
گذشتن
دوران قرون وسطی گذشته است.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
فروختن
تاجران بسیار کالا میفروشند.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
سخنرانی کردن
سیاستمدار در مقابل بسیاری از دانشآموزان سخنرانی میکند.
