لغت
یادگیری افعال – هلندی

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
انتظار داشتن
خواهرم منتظر فرزند است.

schrijven
Hij schrijft een brief.
نوشتن
او یک نامه مینویسد.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
خواستن
نوعه من از من زیاد میخواهد.

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
شکست خوردن
سگ ضعیفتر در جنگ شکست میخورد.

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
منتشر کردن
ناشر این مجلات را منتشر میکند.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
احساس کردن
او اغلب احساس تنهایی میکند.

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
نگاه کردن
من میتوانستم از پنجره به ساحل نگاه کنم.

eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
خواستن
او از شخصی که با او تصادف کرده است ، خسارت خواسته است.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
بخشیدن
او هرگز نمیتواند به او برای این کار ببخشد!

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
انجام دادن
شما باید آن کار را یک ساعت پیش انجام میدادید!

afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
خداحافظی کردن
زن خداحافظی میکند.
