Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/109157162.webp
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?