Woordenlijst

Koreaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.