Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/109434478.webp
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!