Woordenlijst

Spaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/131098316.webp
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/75508285.webp
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.