Woordenlijst

працювати

Мотоцикл зламався; він більше не працює.

pratsyuvaty

Mototsykl zlamavsya; vin bilʹshe ne pratsyuye.

werken

De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

вичавлювати

Вона вичавлює лимон.

vychavlyuvaty

Vona vychavlyuye lymon.

uitknijpen

Ze knijpt de citroen uit.

піднімати

Скільки разів я повинен піднімати цей аргумент?

pidnimaty

Skilʹky raziv ya povynen pidnimaty tsey arhument?

ter sprake brengen

Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

підвезти

Мати підвозить доньку додому.

pidvezty

Maty pidvozytʹ donʹku dodomu.

terugrijden

De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

писати

Він пише листа.

pysaty

Vin pyshe lysta.

schrijven

Hij schrijft een brief.

встановлювати

Дату встановлюють.

vstanovlyuvaty

Datu vstanovlyuyutʹ.

vaststellen

De datum wordt vastgesteld.

транспортувати

Вантажівка транспортує товари.

transportuvaty

Vantazhivka transportuye tovary.

vervoeren

De vrachtwagen vervoert de goederen.

залишити

Він залишив свою роботу.

zalyshyty

Vin zalyshyv svoyu robotu.

stoppen

Hij stopte met zijn baan.

пустити вперед

Ніхто не хоче пустити його вперед на супермаркетному касі.

pustyty vpered

Nikhto ne khoche pustyty yoho vpered na supermarketnomu kasi.

voor laten

Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

бігти

Вона бігає щоранку на пляжі.

bihty

Vona bihaye shchoranku na plyazhi.

rennen

Ze rent elke ochtend op het strand.

тренуватися

Він тренується кожен день на своєму скейтборді.

trenuvatysya

Vin trenuyetʹsya kozhen denʹ na svoyemu skeytbordi.

oefenen

Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

дзвонити

Ви чуєте дзвінок у дзвониці?

dzvonyty

Vy chuyete dzvinok u dzvonytsi?

rinkelen

Hoor je de bel rinkelen?