Woordenlijst

тренировать

Собака ею обучается.

trenirovat‘

Sobaka yeyu obuchayetsya.

trainen

De hond wordt door haar getraind.

удивлять

Она удивила своих родителей подарком.

udivlyat‘

Ona udivila svoikh roditeley podarkom.

verrassen

Ze verraste haar ouders met een cadeau.

выпрыгивать

Рыба выпрыгивает из воды.

vyprygivat‘

Ryba vyprygivayet iz vody.

uitspringen

De vis springt uit het water.

отказываться

Ребенок отказывается от еды.

otkazyvat‘sya

Rebenok otkazyvayetsya ot yedy.

weigeren

Het kind weigert zijn eten.

приходить

Рад, что ты пришел!

prikhodit‘

Rad, chto ty prishel!

komen

Ik ben blij dat je bent gekomen!

собирать

Она собрала яблоко.

sobirat‘

Ona sobrala yabloko.

plukken

Ze plukte een appel.

рассказывать

Она рассказывает ей секрет.

rasskazyvat‘

Ona rasskazyvayet yey sekret.

vertellen

Ze vertelt haar een geheim.

возвращаться

Отец вернулся с войны.

vozvrashchat‘sya

Otets vernulsya s voyny.

terugkeren

De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

сжигать

Огонь сожжет много леса.

szhigat‘

Ogon‘ sozhzhet mnogo lesa.

afbranden

Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

осознавать

Ребенок осознает спор своих родителей.

osoznavat‘

Rebenok osoznayet spor svoikh roditeley.

bewust zijn van

Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.

наслаждаться

Она наслаждается жизнью.

naslazhdat‘sya

Ona naslazhdayetsya zhizn‘yu.

genieten

Ze geniet van het leven.

целовать

Он целует ребенка.

tselovat‘

On tseluyet rebenka.

kussen

Hij kust de baby.