Woordenlijst

наказывать

Она наказала свою дочь.

nakazyvat‘

Ona nakazala svoyu doch‘.

straffen

Ze strafte haar dochter.

собирать урожай

Мы собрали много вина.

sobirat‘ urozhay

My sobrali mnogo vina.

oogsten

We hebben veel wijn geoogst.

смотреть вниз

Она смотрит вниз в долину.

smotret‘ vniz

Ona smotrit vniz v dolinu.

naar beneden kijken

Ze kijkt naar beneden het dal in.

согласиться

Соседи не могли согласиться на цвет.

soglasit‘sya

Sosedi ne mogli soglasit‘sya na tsvet.

eens zijn

De buren konden het niet eens worden over de kleur.

менять

Автомеханик меняет шины.

menyat‘

Avtomekhanik menyayet shiny.

vervangen

De automonteur vervangt de banden.

целовать

Он целует ребенка.

tselovat‘

On tseluyet rebenka.

kussen

Hij kust de baby.

путешествовать

Я много путешествовал по миру.

puteshestvovat‘

YA mnogo puteshestvoval po miru.

rondreizen

Ik heb veel rond de wereld gereisd.

тратить впустую

Энергию не следует тратить впустую.

tratit‘ vpustuyu

Energiyu ne sleduyet tratit‘ vpustuyu.

verspillen

Energie mag niet verspild worden.

сжигать

Не стоит сжигать деньги.

szhigat‘

Ne stoit szhigat‘ den‘gi.

verbranden

Je moet geen geld verbranden.

уходить

Многие англичане хотели покинуть ЕС.

ukhodit‘

Mnogiye anglichane khoteli pokinut‘ YES.

verlaten

Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

отставать

Часы отстают на несколько минут.

otstavat‘

Chasy otstayut na neskol‘ko minut.

achterlopen

De klok loopt een paar minuten achter.

провести ночь

Мы проводим ночь в машине.

provesti noch‘

My provodim noch‘ v mashine.

overnachten

We overnachten in de auto.