אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
משלים
הוא משלים את מסלול הריצה שלו כל יום.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
מייצרים
אנחנו מייצרים חשמל באמצעות רוח ושמש.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
מזמין
המורה שלי מזמין אותי לעיתים קרובות.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
להכיר
כלבים זרים רוצים להכיר אחד את השני.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
מבקרת
חברה ישנה מבקרת אותה.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
להתרגל
לילדים צריך להתרגל לשפשף את השיניים.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
הביס
הוא הביס את היריב שלו בטניס.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
ישרוף
האש תשרוף הרבה מהיער.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
לספר
היא סיפרה לי סוד.
binnenkomen
Kom binnen!
תכנס
תכנס!
eindigen
De route eindigt hier.
מסתיימת
המסלול מסתיים כאן.