אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
רשם
צריך לרשום את הסיסמה!

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
לדרוך
אני לא יכול לדרוך על הרצפה עם הרגל הזו.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
להתעלם
הילד מתעלם ממילות אמו.

spelen
Het kind speelt liever alleen.
לשחק
הילד מעדיף לשחק לבדו.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
לסרב
הילד מסרב לאוכל שלו.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
לעבור
השניים עוברים אחד ליד השני.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
לחקור
האסטרונאוטים רוצים לחקור את החלל החיצוני.

wandelen
De groep wandelde over een brug.
הלך
הקבוצה הלכה על הגשר.

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
להסתכל
בחופשה, הסתכלתי על הרבה מצרות.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
להצטרך
אני צריך חופשה באופן דחוף; אני חייב ללכת!

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
מכריז
צריך להכריז את הצמיגים הישנים בנפרד.
