אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

genieten
Ze geniet van het leven.
נהנית
היא נהנית מהחיים.

blind worden
De man met de badges is blind geworden.
התעוור
האיש עם התגיות התעוור.

studeren
De meisjes studeren graag samen.
ללמוד
הבנות אוהבות ללמוד יחד.

slaan
Ze slaat de bal over het net.
מכה
היא מכה את הכדור מעבר לרשת.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
גורם
יותר מדי אנשים גורמים מהר לכאוס.

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
מפענח
הוא מפענח את הכתוב הקטן עם מגדלה.

sturen
Ik stuur je een brief.
לשלוח
אני שולחת לך מכתב.

serveren
De ober serveert het eten.
לשרת
המלצר משרת את האוכל.

drinken
Ze drinkt thee.
שותה
היא שותה תה.

luisteren
Hij luistert naar haar.
להאזין
הוא מאזין לה.

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
אשרה
היא יכולה לאשר את החדשות הטובות לבעלה.
