אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
לשלוח
הסחורה תישלח אלי בחבילה.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
לצאת
היא יוצאת עם הנעליים החדשות.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
מכילים
דגים, גבינה וחלב מכילים הרבה חלבון.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
מענה
התלמידה מענה על השאלה.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
לחפש
מה שאתה לא יודע, אתה צריך לחפש.
samenwerken
We werken samen als een team.
עבד ביחד
אנו עובדים ביחד כקבוצה.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
מתחמקת
היא מתחמקת מהעובד שלה.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
לקבל תעודת כחולה
הוא צריך לקבל תעודת כחולה מהרופא.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
להתרגל
לילדים צריך להתרגל לשפשף את השיניים.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
מבקרת
חברה ישנה מבקרת אותה.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
התדהמה
היא התדהמה כשקיבלה את החדשות.