Besedni zaklad
Naučite se prislovov – nizozemščina

waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
zakaj
Otroci želijo vedeti, zakaj je vse tako, kot je.

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ves dan
Mati mora delati ves dan.

buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
ven
Bolni otrok ne sme iti ven.

erg
Het kind is erg hongerig.
zelo
Otrok je zelo lačen.

ook
De hond mag ook aan tafel zitten.
tudi
Pes tudi sme sedeti za mizo.

binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
kmalu
Tukaj kmalu odprejo poslovno stavbo.

maar
Het huis is klein maar romantisch.
ampak
Hiša je majhna, ampak romantična.

ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
kdaj
Si kdaj izgubil ves svoj denar na borzi?

buiten
We eten vandaag buiten.
zunaj
Danes jemo zunaj.

behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
precej
Je precej vitka.

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
preveč
Vedno je preveč delal.
