Woordenlijst

Deens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.