Woordenlijst

Macedonisch – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/5135607.webp
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?