Woordenlijst

Deens – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/51465029.webp
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/91367368.webp
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.