لغت

یادگیری افعال – هلندی

cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
نفرت داشتن
این دو پسر از یکدیگر نفرت دارند.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
خواستن
نوعه من از من زیاد می‌خواهد.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
پس گرفتن
دستگاه نقص دارد؛ فروشنده باید آن را پس بگیرد.
cms/verbs-webp/67880049.webp
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
ول کردن
شما نباید گریپ را ول کنید!
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
نگاه کردن
آنها به هم مدت طولانی نگاه کردند.
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
محافظت کردن
مادر از فرزند خود محافظت می‌کند.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
برداشتن
بیل ماشین خاک را دارد می‌برد.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
فروختن
تاجران بسیار کالا می‌فروشند.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
گم شدن
آسان است در جنگل گم شوید.
cms/verbs-webp/119520659.webp
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
مطرح کردن
چند بار باید این استدلال را مطرح کنم؟
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
آموزش دادن
سگ توسط او آموزش داده شده است.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
خوابیدن
نوزاد خوابیده است.