Slovník
Naučte se slovesa – holandština

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
vydat
Nakladatel vydává tyto časopisy.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
komentovat
Každý den komentuje politiku.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
zvonit
Slyšíš zvonit zvonek?

doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
projít
Může tudy projít kočka?

rennen
De atleet rent.
běžet
Atlet běží.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
všímat si
Musíš si všímat dopravních značek.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
zapomenout
Nechce zapomenout na minulost.

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
přejet
Cyklista byl přejet autem.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
vybrat
Je těžké vybrat toho správného.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
zkoumat
Lidé chtějí zkoumat Mars.

stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
zastavit
Musíte zastavit na červenou.
