Slovník
Naučte se slovesa – holandština

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
seznámit se
Cizí psi se chtějí seznámit.

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
propustit
Můj šéf mě propustil.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
zjednodušit
Pro děti musíte složité věci zjednodušit.

verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
odstranit
Bager odstraňuje půdu.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
zvonit
Zvonek zvoní každý den.

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
hodit se
Cesta není vhodná pro cyklisty.

achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pronásledovat
Kovboj pronásleduje koně.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
vydržet
Těžko vydrží tu bolest!

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
přejet
Cyklista byl přejet autem.

toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
zvýšit
Populace se výrazně zvýšila.

gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
používat
I malé děti používají tablety.
