Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
takke
Han takka ho med blomar.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
samanlikna
Dei samanliknar tala sine.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
levere
Han leverer pizza til heimar.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
melde
Ho melder skandalen til venninna si.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
kjenna til
Ho kjenner ikkje til elektrisitet.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
blande
Ho blandar ein fruktjuice.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
bestå
Studentane bestod eksamen.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
søke gjennom
Innbrotstyven søkjer gjennom huset.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
diskutere
Kollegaene diskuterer problemet.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
reparere
Han ville reparere kabelen.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.
slå
Ho slår ballen over nettet.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
begrense
Under ein diett må du begrense matinntaket ditt.