Woordenlijst

использовать

Даже маленькие дети используют планшеты.

ispol‘zovat‘

Dazhe malen‘kiye deti ispol‘zuyut planshety.

gebruiken

Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

назначать

Дата назначается.

naznachat‘

Data naznachayetsya.

vaststellen

De datum wordt vastgesteld.

идти легко

Ему легко идет серфинг.

idti legko

Yemu legko idet serfing.

gemakkelijk gaan

Surfen gaat hem gemakkelijk af.

парковаться

Велосипеды припаркованы перед домом.

parkovat‘sya

Velosipedy priparkovany pered domom.

parkeren

De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

ударять

Она ударяет мяч через сетку.

udaryat‘

Ona udaryayet myach cherez setku.

slaan

Ze slaat de bal over het net.

повторять год

Студент повторяет год.

povtoryat‘ god

Student povtoryayet god.

overdoen

De student heeft een jaar overgedaan.

тронуться

Когда загорелся свет, машины тронулись.

tronut‘sya

Kogda zagorelsya svet, mashiny tronulis‘.

wegrijden

Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

повторять

Можете ли вы повторить это?

povtoryat‘

Mozhete li vy povtorit‘ eto?

herhalen

Kun je dat alstublieft herhalen?

идти наперекосяк

Сегодня всё идёт наперекосяк!

idti naperekosyak

Segodnya vso idot naperekosyak!

misgaan

Alles gaat vandaag mis!

лгать

Он часто лжет, когда хочет что-то продать.

lgat‘

On chasto lzhet, kogda khochet chto-to prodat‘.

liegen

Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

производить

Мы производим электричество с помощью ветра и солнца.

proizvodit‘

My proizvodim elektrichestvo s pomoshch‘yu vetra i solntsa.

genereren

We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

чувствовать

Мать чувствует к своему ребенку много любви.

chuvstvovat‘

Mat‘ chuvstvuyet k svoyemu rebenku mnogo lyubvi.

voelen

De moeder voelt veel liefde voor haar kind.