Woordenlijst

Hindi – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/104476632.webp
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/87153988.webp
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!