אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
להכין
היא הכינה לו שמחה גדולה.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
להדגיש
הוא הדגיש את ההצהרה שלו.

verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
הופיע
דג עצום הופיע פתאום במים.

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
להוציא
עליך להוציא את העשבים המזיקים.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
לסלוח
היא לעולם לא תסלוח לו על זה!

aansteken
Hij stak een lucifer aan.
שרף
הוא שרף גפרור.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
לזרוק ל
הם זורקים את הכדור אחד לשני.

werken
Ze werkt beter dan een man.
עבדה
היא עובדת יותר טוב מגבר.

toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
הוסיפה
היא הוסיפה קצת חלב לקפה.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
להכיר
הוא מכיר את החברה החדשה שלו להוריו.

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
מפענח
הוא מפענח את הכתוב הקטן עם מגדלה.
