אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
להתעלם
הילד מתעלם ממילות אמו.

betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
לשלם
היא שולמת באינטרנט בכרטיס אשראי.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
תלוי
הוא עיוור ותלוי בעזרה מבחוץ.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.
בוער
אש בוערת במסוך.

houden
Je mag het geld houden.
לשמור
אתה יכול לשמור על הכסף.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
השאיר בלתי נגע
הטבע הושאר בלתי נגע.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
בונים
הילדים בונים מגדל גבוה.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
להציע
מה אתה מציע לי על הדג שלי?

weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
לזרוק
הוא דרך על קליפת בננה שנזרקה.

knippen
De kapper knipt haar haar.
חותך
הספר חותך לה את השיער.

eten
De kippen eten de granen.
אוכלות
התרנגולות אוכלות את הגרעינים.
