Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
retrouver
Je n’ai pas pu retrouver mon passeport après le déménagement.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
voter
On vote pour ou contre un candidat.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentir
Il ment souvent quand il veut vendre quelque chose.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
peindre
La voiture est en train d’être peinte en bleu.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
entrer
Le métro vient d’entrer en gare.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
contenir
Le poisson, le fromage, et le lait contiennent beaucoup de protéines.
cms/verbs-webp/100965244.webp
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
regarder en bas
Elle regarde en bas dans la vallée.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
arracher
Les mauvaises herbes doivent être arrachées.
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
accompagner
Puis-je vous accompagner?
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
poser le pied sur
Je ne peux pas poser le pied par terre avec ce pied.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!