Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
okazi
Akcidento okazis ĉi tie.

trainen
De hond wordt door haar getraind.
dresi
La hundo estas dresita de ŝi.

weggeven
Ze geeft haar hart weg.
doni for
Ŝi donas for sian koron.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
kaŭzi
Tro da homoj rapide kaŭzas ĥaoson.

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
trinki
La bovoj trinkas akvon el la rivero.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
montriĝi
Li ŝatas montriĝi per sia mono.

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
veni
Mi ĝojas ke vi venis!

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
elekti
Ŝi elektas novan paron da sunokulvitroj.

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
bati
Atentu, la ĉevalo povas bati!

uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
elforvendi
La varoj estas elforvendataj.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
fidi
Ni ĉiuj fidias unu la alian.
