Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
forlasi
Ŝi forlasis al mi tranĉon de pico.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
rigardi
Ŝi rigardas malsupren en la valon.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.
eviti
Ŝi evitas ŝian kunlaboranton.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
konstrui
La infanoj konstruas altan turon.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
bezoni
Vi bezonas levilon por ŝanĝi pneŭon.

missen
Hij mist zijn vriendin erg.
manki
Lin tre mankas sia koramikino.

houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
ŝati
Ŝi ŝatas ĉokoladon pli ol legomojn.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
serĉi
La polico serĉas la kulpulon.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
klare vidi
Mi povas klare vidi ĉion tra miaj novaj okulvitroj.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
purigi
La laboristo purigas la fenestron.

belonen
Hij werd beloond met een medaille.
rekompenci
Li estis rekompencita per medalo.
