Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
saltadi
La infano ĝoje saltadas.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
kompletigi
Li kompletigas sian ĵogadon ĉiutage.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
tuŝi
La farmisto tuŝas siajn plantojn.

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
akcepti
Mi ne povas ŝanĝi tion, mi devas akcepti ĝin.

produceren
We produceren onze eigen honing.
produkti
Ni produktas nian propran mielon.

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
renovigi
La pentristo volas renovigi la murkoloron.

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
surprizi
La surprizo ŝin silentigas.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
klarigi
Ŝi klarigas al li kiel la aparato funkcias.

walgen van
Ze walgde van spinnen.
malplaĉi
Al ŝi malplaĉas araneoj.

een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
erari
Pripensu zorge por ke vi ne eraru!

kijken
Ze kijkt door een gat.
rigardi
Ŝi rigardas tra truo.
