Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
fermi
Ŝi fermas la kurtenojn.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
pasi
La mezepoka periodo pasis.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
elspezi
Ŝi elspezis ĉiun sian monon.
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
bloki
Mi estas blokita kaj ne povas trovi elirejon.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
turniĝi
Vi devas turni la aŭton ĉi tie.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
malantaŭenigi
Baldaŭ ni devos denove malantaŭenigi la horloĝon.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
kalkuli
Ŝi kalkulas la monerojn.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
perdi sin
Estas facile perdi sin en la arbaro.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
dungi
La petanto estis dungita.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
dormi
La bebo dormas.
cms/verbs-webp/74119884.webp
openen
Het kind opent zijn cadeau.
malfermi
La infano malfermas sian donacon.
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
havi dispone
Infanoj nur havas poŝmonon dispone.