Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
detrui
La dosieroj estos tute detruitaj.

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
sufiĉi
Tio sufiĉas, vi ĝenas!

houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
ŝati
Ŝi ŝatas ĉokoladon pli ol legomojn.

kletsen
Ze kletsen met elkaar.
babili
Ili babilas kun unu la alian.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
aŭdaci
Ili aŭdacis salti el la aviadilo.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
pasigi
Ŝi pasigas ĉian sian liberan tempon ekstere.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
ŝati
La infano ŝatas la novan ludilon.

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
trinki
La bovoj trinkas akvon el la rivero.

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
substreki
Li substrekis sian aserton.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
matenmanĝi
Ni preferas matenmanĝi en lito.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
foriri
Niaj feriaj gastoj foriris hieraŭ.
