Vortprovizo
Lernu Verbojn – nederlanda

openen
Kun je dit blikje voor me openen?
malfermi
Ĉu vi bonvole povas malfermi ĉi tiun ladon por mi?

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
aŭskulti
La infanoj ŝatas aŭskulti ŝiajn rakontojn.

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
konvinki
Ŝi ofte devas konvinki sian filinon manĝi.

wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
promeni
La familio promenas dimanĉe.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
kaŭzi
Tro da homoj rapide kaŭzas ĥaoson.

weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
surpaŝi
Li surpaŝas ĵetitan bananan ŝelon.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.
veturi tra
La aŭto veturas tra arbo.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
reprezenti
Advokatoj reprezentas siajn klientojn en juĝejo.

naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
elkuri
Ŝi elkuras kun la novaj ŝuoj.

eisen
Hij eist compensatie.
postuli
Li postulas kompenson.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
pendi
Ambaŭ pendas sur branĉo.
