Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
leggje vekt på
Du kan leggje vekt på augo dine med god sminke.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
understreke
Han understreka utsegna si.
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
samarbeide
Vi samarbeider som eit lag.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
påverke
Lat deg ikkje bli påverka av andre!
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
måtte
Han må gå av her.
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
bli med
Kan eg bli med deg?
cms/verbs-webp/36190839.webp
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
kjempe
Brannvesenet kjemper mot brannen frå lufta.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
dekryptere
Han dekrypterer småskrifta med eit forstørrelsesglas.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
rette
Læraren rettar elevane sine stilar.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slå
Foreldre bør ikkje slå barna sine.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
leie
Han leier jenta ved handa.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invitere
Vi inviterer deg til nyttårsfeiringa vår.