Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
takke
Eg takker deg mykje for det!
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
fortelje
Ho fortel ho ein hemmelegheit.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sortere
Han likar å sortere frimerka sine.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
overraske
Ho overraska foreldra med ei gåve.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
henge ned
Hengekøya henger ned frå taket.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
klippe
Frisøren klipper håret hennar.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
bestå
Studentane bestod eksamen.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
handle
Folk handlar med brukte møblar.
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
førebu
Ho førebudde han stor glede.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
sende
Denne bedrifta sender varer over heile verda.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
brenne ned
Elden vil brenne ned mykje av skogen.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
lukka
Ho lukkar gardinene.