Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
elske
Ho elskar verkeleg hesten sin.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
transportere
Lastebilen transporterer varene.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorere
Barnet ignorerer mora si sine ord.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
rope
Gutten ropar så høgt han kan.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
avlyse
Flygningen er avlyst.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
dekke
Barnet dekkjer øyrene sine.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
tena
Hundar likar å tena eigarane sine.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
telje
Ho tel myntane.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
vise til
Læraren viser til dømet på tavla.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
utforske
Astronautane vil utforske verdensrommet.
cms/verbs-webp/27076371.webp
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
tilhøyre
Kona mi tilhøyrer meg.
cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
male
Han malar veggen kvit.