Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/95938550.webp
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/74693823.webp
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.