Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/116932657.webp
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/130814457.webp
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/115847180.webp
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.