Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/120368888.webp
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.