Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/109157162.webp
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/109099922.webp
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/58883525.webp
binnenkomen
Kom binnen!
cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/88597759.webp
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.