Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.