Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/102049516.webp
verlaten
De man vertrekt.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.