Woordenlijst

Duits – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/119747108.webp
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/120015763.webp
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/112755134.webp
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.