Woordenlijst

Koreaans – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/123953850.webp
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/117421852.webp
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/61162540.webp
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.