אוצר מילים
למד פעלים – הולנדית

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
להגן
החברים האלו תמיד רוצים להגן אחד על השני.

verlaten
De man vertrekt.
עזב
האיש עוזב.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
לשוחח
התלמידים לא אמורים לשוחח בזמן השיעור.

wakker worden
Hij is net wakker geworden.
התעורר
הוא התעורר זה עתה.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
דורשת
הנכדה שלי דורשת הרבה ממני.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
מוצא
אני מוצא את דרכי היטב במבוך.

luisteren
Hij luistert naar haar.
להאזין
הוא מאזין לה.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
להכיר
הוא מכיר את החברה החדשה שלו להוריו.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
תלויים
שניים תלויים על ענף.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
מעשיר
התבלינים מעשירים את המאכל שלנו.

binnenkomen
Kom binnen!
תכנס
תכנס!
