‫אוצר מילים‬

למד פעלים – הולנדית

cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
אירע
משהו רע אירע.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
הכניס
היה משלג בחוץ והכנסנו אותם.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
הסתדר
הפעם זה לא הסתדר.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
לשלוח
הסחורה תישלח אלי בחבילה.
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
התעורר
הוא התעורר זה עתה.
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
מעשיר
התבלינים מעשירים את המאכל שלנו.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
קיבלתי
קיבלתי את האובול.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
לשלוח
הוא שולח מכתב.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
לבעוט
היזהר, הסוס יכול לבעוט!
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
להגן
קסדה אמורה להגן מפני תאונות.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
לחזור
התוכי שלי יכול לחזור אחרי שמי.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
לפספס
הוא פספס את ההזדמנות לגול.