Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/112755134.webp
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
appeler
Elle ne peut appeler que pendant sa pause déjeuner.
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
travailler pour
Il a beaucoup travaillé pour ses bonnes notes.
cms/verbs-webp/118003321.webp
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
visiter
Elle visite Paris.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
développer
Ils développent une nouvelle stratégie.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
corriger
La professeure corrige les dissertations des élèves.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
préférer
Notre fille ne lit pas de livres ; elle préfère son téléphone.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
explorer
Les humains veulent explorer Mars.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
envoyer
Les marchandises me seront envoyées dans un paquet.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
étendre
Il étend ses bras largement.
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
arriver
De nombreuses personnes arrivent en camping-car pour les vacances.
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
céder
De nombreuses vieilles maisons doivent céder la place aux nouvelles.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
fixer
La date est fixée.