Ordforråd
Lær verb – Dutch

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
rasle
Blada raslar under føtene mine.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.
handtere
Ein må handtere problem.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
søke gjennom
Innbrotstyven søkjer gjennom huset.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
sove lenge
Dei vil endeleg sove lenge ein natt.

besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
spare
Du sparar pengar når du senker romtemperaturen.

vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
tilgi
Eg tilgjev han gjelda hans.

stoppen
Hij stopte met zijn baan.
slutte
Han slutta i jobben sin.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
dekke
Ho dekkjer ansiktet sitt.

produceren
We produceren onze eigen honing.
produsere
Vi produserer vår eigen honning.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
undersøke
Blodprøver blir undersøkt i dette labben.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overkomme
Idrettsutøvarane overkom fossen.
