Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
gjere mållaus
Overraskinga gjer ho mållaus.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slå
Foreldre bør ikkje slå barna sine.
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
springe vekk
Nokre born spring vekk frå heimen.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
vente
Ho ventar på bussen.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
gjenta
Papegøyen min kan gjenta namnet mitt.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorere
Barnet ignorerer mora si sine ord.
cms/verbs-webp/74119884.webp
openen
Het kind opent zijn cadeau.
opne
Barnet opnar gaven sin.
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
kommandera
Han kommanderer hunden sin.
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
flytte
Nevøen min flyttar.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
møte
Av og til møtest dei i trappa.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
følgje
Kyllingane følgjer alltid mora si.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
fastsetje
Datoen blir fastsett.